Porceleyne Fles, v/h Joost Thooft en Labouchere, Delftsch Aardewerkfabriek, De

Naam: 
Porceleyne Fles, v/h Joost Thooft en Labouchere, Delftsch Aardewerkfabriek, De
Plaats: 
Delft
Nationaliteit: 
Nederland
Werkperiode: 
1653
Geschiedenis bedrijf: 

In 1877 associeerde de ingenieur Joost Thooft (1844-1890) zich met de dames Piccardt; de zo gevormde firma Piccardt en Co. zette een kleine aardewerkfabriek uit 1653 voort. Adolf le Comte werd aangetrokken als artistiek leider. Het blauw-Delfts sieraardewerk werd onder zijn leiding in een nieuwe techniek (geen tinglazuur ondergrond meer) vervaardigd. In 1878 begon Leon Senf op 18-jarige leeftijd bij de firma te werken. A. Labouchere (1860-1940), leerling van Le Comte, kwam in 1881 als volontair in dienst. In 1884 volgde de associatie Fa. Joost Thooft en Labouchere. Inmiddels was in 1883 G.J.D. Offermans bij het bedrijf gekomen, hij kreeg spoedig de technische leiding en was van 1892 tot 1898 onderdirecteur. Naast het traditionele Delftsblauw en de tegeltableaus naar schilderijen, die goed werden verkocht, ontwierp J.Th.M. Visser nieuwe decors met rood, blauw en goud op witte ondergrond. In 1890 overlijdt Thooft, die van 1885 af ziek was en sindsdien weinig bemoeienis met het bedrijf had. Met de intrede van H.W. Mauser in 1891 kon de ontwikkeling van nieuwe producten worden voortgezet. Belangrijk was het ontstaan van het Berbas aardewerk door samenwerking van le Comte, Offermans en Mauser. Het betrof aardewerk zonder decor, met opvallende opake glazuren. In 1897 ontstond het zogenaamde Jacoba aardewerk door samenwerking van le Comte, Mauser en Leon Senf. Vermoed wordt dat de naam afgeleid is van Jacoba van Beieren. In het Jacoba aardewerk programma komen namelijk veel historiefiguren voor. Het gaat hier veelal om hoge vazen en schotels in een donkerbruin-grijze scherf en met ingegrifte decors, geheel of gedeeltelijk bedekt met glazuur. Circa 1900 ontwikkelde Le Comte het porselein-biscuit, met ingegrift decor, opgevuld met goud en een kleurig porseleinslib. Dit programma moest een antwoord geven op het eierschaalporselein van Rozenburg. Het werd echter geen commercieel succes. Aan het einde van de jaren '90 werden naast tegeltableaus ook decoratievce sectiel- en reliefpanelen vervaardigd, naar ontwerpen van onder meer Leon Senf, Jan Toorop en C.A. Lion Cachet. L.E.F. Bodart, werkzaam sinds ca. 1900, werd vooral bekend van de cloisonnee tegels. Senf was ook verantwoordelijk voor het 'Nieuw Delfts', dat niet op Delfts leek, maar een interpretatie was van de diverse keramische tradities uit landen als Perzie, Egypte en het Turkse Isnik. In 1903 werd het bedrijf omgezet in een Naamloze Vennootschap. Mauser werd directielid. Het predikaat 'koninklijk' werd in 1919 verkregen. Belangrijke medewerkers die later in het bedrijf kwamen waren W.D. Oosterloo en P. Senf Lzn, ontwerpers van tegeltableaus en decors voor lusteraardewerk. C. Hartog (1903-1965) kwam in 1920 in dienst en was na 1930 de belangrijkste ontwerper van luster-unica. Incidentele ontwerpers waren onder meer Th. van Hoytema, J.W. Gidding en J.H. Teixeira de Mattos. De ontwikkeling van de sectiel- en relieftechniek, alsmede de vervaardiging van bouwaardewerk hebben geleid tot de vorming van een bouwkeramische afdeling, die in 1907 in een nieuw gebouwencomplex buiten Delft werd ondergebracht. In 1916 werd het gehele bedrijf, na aanzienlijke uitbreidingen, daar geconcentreerd. Na de Tweede Wereldoorlog wordt een experimentele afdeling onder de leiding van Theo Dobbelmann opgericht. Deze afdeling heeft bestaan van 1956 tot 1977. Belangrijke leerlingen / medewerkers zijn Lies Cosijn, Adriek Westenenk, Jet Sielcken, Marijke van Vlaardingen, Kees van Renssen.

Afbeeldingen: hoofdpand De Porceleyne Fles Delft, 1930 (architect A. van der Lee); binnentuin fabriek (bron website De Porceleyne Fles); detail fontein in de binnentuin (fotograaf W. Hoppenbrouwers); drie sierschotels, Nieuw-Delfts, 1909, schilder Leon Senf (coll. Haags Gemeentemuseum); geperst fabriekssignatuur.

  

Bibliografie: 
  • Gelder Dr. H.E. van, Pottenbakkerskunst, in de reeks De Toegepaste Kunsten in Nederland, Rotterdam 1923.
  • Bogaers, Marie-Rose, Karin Gaillard en Marie-Louise Ten Horn-Van Nispen, De Porceleyne Fles, De wedergeboorte van een Delftse aardewerkfabriek, 1986.
  • Singelenberg-Van der Meer, M., Nederlandse keramiek- en glasmerken 1880-1940, 2001.
  • Eliens, Titus e.a., Geschiedenis van een nationaal product, deel III De Porceleyne Fles, 2003.
  • Erickson, Rick, Royal Delft, a guide to De Porceleyne Fles, 2003.
  • Pluis, J., Nederlandse Tegels 1900-2000, 2008.
  • Mauser, Drs. H.M., Passie voor penseel en plateel, Leon Senf en H.W. Mauser bij de Porceleyne Fles 1878-1930, 2008.